Lijnen
Klik op de knop [Nieuwe lijn] op de werkbalk om een nieuwe lijn te maken.
Klik op het punt met de coördinaten [X: 5 m / Y: 0 m / Z: 0 m] – het snijpunt van twee rasterlijnen. De coördinaten worden weergegeven naast de ronde aanwijzer.
Klik vervolgens op het punt in de oorsprong [X: 0 m / Y: 0 m / Z: 0 m]. Ga verder met het punt op [X: 0 m / Y: -5 m / Z: 0 m] – nog een snijpunt van twee rasterlijnen.
Om het instellen van doorlopende lijnen te annuleren, klikt u met de rechtermuisknop (of drukt u op [Esc]).
De functie ‘Nieuwe Lijn’ is nog steeds actief. Klik op de punten [X: 0 m / Y: -10 m / Z: 0 m] en [X: 5 m / Y: -10 m / Z: 0 m].
Klik nu twee keer met de rechtermuisknop om de invoermodus te verlaten. Het dialoogvenster ‘Nieuwe lijn’ wordt gesloten.
De nieuwe lijnen zijn moeilijk te zien omdat ze samenvallen met de rasterlijnen. Om de nummering van de lijnen en knopen weer te geven, klikt u met de rechtermuisknop in de werkruimte. Activeer de optie ‘Toon Nummering’ in het snelmenu.
Knopen
Klik op de knop ‘Nieuwe knoop’ op de werkbalk om de knopen van de kolomfunderingen te maken.
Klik op het punt met de coördinaten [X: 5 m / Y: -5 m / Z: 0 m] – opnieuw het snijpunt van rasterlijnen.
Ga dan verder door op de punten [X: 10 m / Y: -5 m / Z: 0 m] en [X: 10 m / Y: -10 m / Z: 0 m] te klikken.
Klik met de rechtermuisknop om de functie ‘Nieuwe knoop’ te verlaten.